Op Leren.nl vind je online cursussen en links naar duizenden kennisbronnen over allerlei onderwerpen.

Wat wil jij leren?
an image

Irene Droppert
Nederlands - Modern Grieks
Vlaardingen-Nederland

Het woordenboek geeft in het MG de werkwoorden in de 1ste persoon enkelvoud aan. Als we bijvoorbeeld het werkwoord schrijven in het Nederlands - Griekse woordenboek opzoeken krijgen we «γράφω» te zien, als het hele werkwoord maar het betekent ook ik schrijf, de 1ste persoon enkelvoud. Omdat in het Nieuwe Grieks de persoonlijke voornaamwoorden in de meeste gevallen worden weggelaten, wordt door de werkwoord uitgangen duidelijk of het onderwerp van een zin in het eerste, tweede of derde persoon enkelvoud of meervoud staat. Dit betreft de hele vervoeging van een werkwoord.

Een werkwoord drukt de manier uit hoe het onderwerp van de zin handelt, in welke toestand het is en welke verandering het ondergaat. Er is maar één zin voor het werkwoord nodig om aan te geven wat er met mensen, dieren en dingen gebeurd.

Het werkwoord is het centrale element in een zin omdat elke zin een werkwoord moet bevatten met uitzondering van enkele zeldzame gevallen van gekoppelde zinnen waarin het werkwoord zijn - «είμαι» weggelaten mag worden bv.: Het is nu beter dat ik blijf - «(Είναι) προτιμότερο τώρα να μείνω εγώ».

Informatie over de tijd wordt ook in belangrijke mate weergegeven in de vervoegde uitgang van een werkwoord. Hoewel het Grieks ook andere manieren gebruikt om tijden en wijzen uit te drukken.

Een zin bestaat dus uit een werkwoord gecombineerd met elementen zoals een onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en de bepalingen, die het werkwoord kunnen veranderen.

Het MG is een taal met een hoge mate van verbuigbaarheid en elk werkwoord wordt gevormd door een stam en een verbuigbare uitgang. De stam geeft de essentiële betekenis van het werkwoord weer, terwijl de uitgang een complex systeem van grammaticale categorieën vermeldt.

Een zin kan bestaan uit:
  • een zin met alleen een werkwoord
ελληνικά ολλανδικά
Η Μαρία φεύγει. Maria gaat weg.
Λέγομαι Ιφιγένεια. Ik heet Ifigenia.
Ονομάζομαι Γιώργος. Ik heet George, (ik wordt George genoemd).
  • een zin met een onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
ελληνικά ολλανδικά
Ο Πέτρος αγοράζει ένα βιβλίο. Peter koopt een boek.
Ο Πέτρος φέρνει το βιβλίο στον Γιάννη. Peter brengt het boek naar Jan.
Η Ανδριάνα στέλνει της Μαρίας μια ωραία κάρτα. Adriana stuurt Maria een mooie kaart.
  • een zin met alleen een bijwoord, bijvoegelijk naamwoord etc.
ελληνικά ολλανδικά
Είμαι πολύ κρυωμένος. Ik ben erg verkouden.
Έχουμε έναν φιλικό δάσκαλο. We hebben een aardige leraar.
Η Ελένη είναι μια πολύ κάλη δασκάλα. Helen is een zeer goede lerares.
  • een zin met werkwoord voorafgegaan door een partikel dat stemming, tijd en ontkenning weergeeft.
ελληνικά ολλανδικά
Ο Πέτρος δεν θα φύγει αύριο. Peter vertrekt morgen niet.
Ο Γιώργος μου είπε οτί θα φύγει αύριο. George zei me dat hij morgen zal vertrekken.
Θέλεις να έρθεις αύριο κι εσύ; Wil je morgen ook komen?

Vervoegbare werkwoorden kunnen gewijzigd worden als ze worden voorafgegaan door partikels zoals «να», «ας», «θα», «δεν» en «μην», om weer andere elementen weer te geven zoals tijd en wijs. De enige niet te beïnvloeden onbeperkte vormen van het werkwoord zijn de zelfstandige werkwoordsvormen (eng. gerund) en de deelwoorden.

Transitieve- en Intransitieve werkwoorden
  • De vorm en de wijze van de samenstelling, die gecombineerd kan worden met het werkwoord in een zin, wordt bepaald door de soort van het werkwoord. Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp zijn die zinsdelen die in een hecht verband combineren met het werkwoord. We noemden dit overgankelijke (transitieve) werkwoorden.
  • Een transitief werkwoord wordt dus gebruikt met een lijdend voorwerp, b.v. een zelfstandig naamwoord, een zegswijze of een voornaamwoord, dat betrekking heeft op de persoon of het ding dat wordt beïnvloed door de werking van het werkwoord.
  • Soms kunnen transitieve werkwoorden worden gebruikt worden met een meewerkend voorwerp.
  • Afhankelijk van het soort werkwoord kan een lijdend- en meewerkend voorwerp weggelaten worden. Deze werkwoorden worden onovergankelijke (intransitieve) werkwoorden genoemd. Sommige werkwoorden kunnen zowel transitief als intransitief zijn
  • Koppelwerkwoorden zijn intransitieve werkwoorden. In een zinsdeel koppelen zij zelfstandige naamwoorden,bijvoeglijke naamwoorden of de aanvullende woordsoorten, zoals bijwoorden, voorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden aan het onderwerp van de zin. Zo vormen ze het naamwoordelijke gezegde. Het naamwoordelijke deel hiervan beschrijft de eigenschap en de status van het onderwerp, hetgeen gelijk eraan moet zijn qua betekenis. Het naamwoordelijke deel moet in dezelfde naamval verbogen worden als het onderwerp, de nominatief, en in aantal en geslacht overeenstemmen.
  • Het begrip "naamwoordelijk deel van het gezegde" wordt in het Moderne Grieks anders opgevat dan in het Nederlands. Mede door het feit dat dit deel van het gezegde overeenstemt in aantal en geslacht met het onderwerp (de nominatief), komen er ook andere constructies voor die naamwoorden en woordgroepen verbinden met het onderwerp, bijv. de zin «Ο γέρος περπατάει σκυφτός» - De oude man loopt gebogen
  • De koppel werkwoorden in het Nederlands zijn: "zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen".
De koppelwerkwoorden in het Grieks zijn:
ελληνικά ολλανδικά
αποδεικνύομαι bewijzen, bewezen worden
γίνομαι worden
διορίζομαι benoemd worden
είμαι' zijn
εκλέγομαι kiezen, gekozen worden
εμφανίζομαι verschijnen (ten tonele), lijken
καταντώ ontaarden, degenereren
λέγομαι genoemd worden
παρουσιάζομαι zich voordoen, zich presenteren
πάω για voor iets gaan
φαίνομαι schijnen, blijken, lijken

In zinnen met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.

Het naamwoordelijke gezegde bestaat uit een werkwoordelijk en een naamwoordelijk deel.

Het naamwoordelijke gezegde bestaat uit een of meerdere werkwoorden, eventueel aangevuld met een naamwoord (zelfstandig, bijvoeglijk..etc), een hulpwerkwoord of een bijwoord.

Het hoofdwerkwoord van een naamwoordelijk gezegde is het koppelwerkwoord, dat een bepaalde eigenschap, toestand of functie aan het onderwerp koppelt, m.a.w. het koppelwerkwoord koppelt het naamwoordelijke deel van het gezegde aan het onderwerp

Het naamwoordelijke gezegde geeft altijd weer wat iets of iemand is (dus niet wat iets of iemand doet!).

«Είμαι» is het meest karakteristieke koppelwerkwoord in het Nieuwe Grieks, dat alle gezegden zoals zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden of zinsdelen, combineert met bijwoorden, voorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden, in zowel gelinkte als gelijke constructies. De constructies met de andere koppelwerkwoorden zijn dezelfde als die met «είμαι», maar komen minder vaak voor. Zie de Nominatief

Het is algemeen bekend dat het werkwoord een zeer complex deel is van het system van de Griekse vormleer. Terwijl het Nederlands betrekkelijk weinig vormen heeft om persoon, tijd, wijs etc. aan te geven, heeft het overgrote deel van de Griekse werkwoorden dozijnen verschillende vormen, omdat ze vervoegd worden naar:

persoon, aantal, tijd, aspect, vorm en wijs:

Er zijn twee groepen regelmatige werkwoorden nl. die van de:

  • Actieve werkwoorden in de o.t.t. op «-ω»
  • Passieve werkwoorden in de o.t.t. op «-ομαι»

Het is erg belangrijk om een onderscheid te maken tussen de stam en de uitgang van het werkwoord. De stam duidt aan in welk aspect het werkwoord zich bevindt, terwijl de uitgang de persoon, het nummer en de tijd aangeeft.

In de volgende vervoeging van het actieve werkwoord «αγοράζω» zien we dus de stam «αγοράζ-» met het onvoltooide aspect in de 1ste, 2de en 3de persoon enkel-en meervoud. We hebben hier te maken met een vervoeging in de onvoltooid tegenwoordige tijd:

  • αγοράζ-ω - ik koop
  • αγοράζ-εις - jij koopt
  • αγοράζ-ει - hij/zij koopt
  • αγοράζ-ουμε - wij kopen
  • αγοράζ-ετε - u koopt / jullie kopen
  • αγοράζ-ουν(ε) - zij kopen

Er zijn enkele vormen van de werkwoorden met een bepaalde uitgang, in de 1ste vervoeging, die kleine wijzigingen kunnen ondervinden in de volgende tijden, eindigend op:

  • de actieve aoristus op «-σα»
  • de passieve aoristus op «-θηκα»
  • het passieve deelwoord op «-μένος»
De belangrijkste hiervan zijn:
  • Werkwoorden eindigend op «-βω», «-πω», «-φω»
  • de uitgang van de actieve aorist wordt «-ψα» i.p.v. «-σα»
  • de uitgang van de passieve aorist wordt «-φτηκα» i.p.v. «-θηκα»
  • de uitgang van het passieve deelwoord wordt «-μμένος» i.p.v. «-μένος»
  • Werkwoorden eindigend op «-γω», «-κω», «-χω»
  • de uitgang van de actieve aorist wordt «-ξα» i.p.v. «-σα»
  • de uitgang van de passieve aorist wordt «-χτηκα» i.p.v. «-θηκα»
  • de uitgang van het passieve deelwoord wordt «-γμένος» i.p.v. «-μένος»
  • Werkwoorden eindigend op «-ίζω»
  • de uitgang van de actieve aorist blijft op «-σα»
  • de uitgang van de passieve aorist wordt «-στηκα» i.p.v. «-θηκα»
  • de uitgang van het passieve deelwoord wordt «-σμένος» i.p.v. «-μένος»
  • Alle werkwoorden die in de actieve o.t.t. eindigen op «-ώ (-άω)» *
  • Passieve werkwoorden in de o.t.t. op «-ιέμαι»

* Deze groep werkwoorden zijn ontstaan uit het Oude Grieks. Ze worden in het MG vervoegd volgens de groep werkwoorden op «-άω»

  • Alle actieve werkwoorden eindigen op «-ώ (-έω)»
  • Passieve werkwoorden in de o.t.t. op «-ούμαι»
Deze groep onderscheidt zich a.v.
Werkwoorden 1ste persoon 2de persoon 3de persoon voorbeeld werkwoord
actief -ώ (άω) -άς -άει, -ά αγαπάω, αγαπώ
passief -ιέμαι -ιέσαι -ιέται αγαπιέμαι
Werkwoorden 1ste persoon 2de persoon 3de persoon voorbeeld werkwoord
actief -ώ (-έω) -είς -εί εξαιρέω, εξαιρώ
passief -ούμαι -είσαι -είται εξαιρούμαι

De meeste Griekse werkwoorden hebben drie stammen en hoewel sommige van de stam wijzigingen voorspelbare patronen volgen, is het toch van belang dat we voor elk werkwoord dat we leren alle drie de stammen kennen.

Alleen in de griekse literatuur wordt regelmatig de werkwoord uitgang «-μι» gebruikt (als eerste persoon enkelvoud).

In het Moderne Grieks wordt bij het vervoegen van een werkwoord niet een onderscheid in tijd gemaakt, zoals in het Nederlands, maar in de aard van de handeling. Dit kan worden gedefinieerd als een manier waarop de spreker een handeling interpreteert, die op dat moment plaatsvindt. Bijgevolg hebben we te maken met twee stammen van een werkwoord. We moeten hiervoor aan aantal begrippen goed onthouden t.w.:

  • de actieve vorm, waarin het onderwerp de handeling verricht
  • de mediale vorm, waarin het onderwerp de handeling bij zichzelf verricht
  • de passieve vorm, waarin het onderwerp de handeling ondergaat
  • de aantonende wijs, om een vaststaand feit uit te drukken
  • de gebiedende wijs, om een bevel te geven
  • de aanvoegende wijs, om iets twijfelachtigs uit te drukken
  • Het aspect is een werkwoordelijke categorie die de actie, het verloop en de tijd etc. weergeeft. Het aspect bepaalt de manier waarop de spreker naar een handeling, actie of gebeurtenis kijkt. Men kan erachter komen welk aspect er gebruikt moet worden door wat vragen te stellen, a.v.:
  • Bij het onvoltooide aspect kan men zich afvragen of de handeling word herhaald of/en nog aan de gang is.
  • Bij het momentane aspectkan men zich afvragen of de handeling aan alleenstaande gebeurtenis is
  • Bij het voltooide aspect kan men zich afvragen of het gevolg van een handeling belangrijker is dan de handeling zelf.
  • De tijd is een categorie die onlosmakend met het aspect verbonden is. Voor een complete omschrijving van het werkwoord systeem zijn deze categorieën absoluut essentieel. Hoewel informatie over de tijd voor een groot deel wordt weergegeven in de uitgangen van het werkwoord, gebruikt het MG ook andere middelen om de tijd en wijs uit te drukken. Voorlopig kunnen we het volgende onderscheid maken:
  • Tegenwoordige tijden
  • Verleden tijden
  • Toekomende tijden
  • Enkelvoud
  • Meervoud
  • 1st persoon (enkel- en meervoud)
  • 2de persoon (enkel- en meervoud)
  • 3de persoon (enkel- en meervoud)
  • De stam geeft aan in welk aspect het werkwoord staat.

In het MG is bij het vervoegen van een werkwoord het aspect belangrijker dan de tijd! Klik op een van de bovengenoemde begrippen voor nader uitleg en voorbeelden.

Zinnen ontleden is een belangrijk element bij het leren van Modern Grieks. Met de schooltijd ver achter de rug zou het beter kunnen zijn eerst het geheugen wat op te frissen, met de basis grammatica van de moedertaal, alvorens met een nieuwe taal te beginnen. Enige kennis van taalkundig en redekundig ontleden, essentieel bij het leren van Modern Grieks, is op deze pagina te vinden.