Op Leren.nl vind je online cursussen en links naar duizenden kennisbronnen over allerlei onderwerpen.

Wat wil jij leren?
Naxos Stad (Chora)

Chora heeft een web van stijle, smalle straatjes met winkels, restaurants en gallerijen met kunst en sierraden.

In Chora zijn ook vele kerken.

Highlights
an image

Irene Droppert
Nederlands - Modern Grieks
Vlaardingen-Nederland

Naxos Stad (Chora)

Oud huisje van een boer op Kapares, Agia Anna.

Poes, uit de omgeving van Kapares, met haar jong.

A. De sterke vorm van het Persoonlijke voornaamwoord -«Ο δυνατός τύπος την προσωπική αντωνυμία»

Er zijn twee verschillende types persoonlijke voornaamwoorden:

  • A. de sterke vorm
  • B. de zwakke vorm

Persoonlijke voornaamwoorden worden gebruikt om de drie grammaticale personen aan te geven:

  • 1. de eerste persoon, enkel- en meervoud
  • 2. de tweede persoon, enkel- en meervoud
  • 3. de derde persoon, enkel- en meervoud
Hier volgt de sterke vorm (ο δυνατός τύπος την προσωπική αντωνυμία)
Enkelvoud - Ενικός Αριθμός
Naamvallen 1ste persoon 2 de persoon 3de pers. mannelijk 3de pers. vrouwelijk 3de pers. onzijdig
1ste nv εγώ εσύ αυτός αυτή αυτό
2de nv μού/μου σού/σου αυτού αυτής αυτού
4de nv εμένα/με εσένα/σε αυτόν αυτήν αυτό
Meervoud - Πληθυντικός Αριθμός
Naamvallen 1ste persoon 2 de persoon 3de pers. mannelijk 3de pers. vrouwelijk 3de pers. onzijdig
1ste nv εμείς εσείς αυτοί αυτές αυτά
2de nv μάς/μας σάς/σας αυτών αυτών αυτών
4de nv εμάς/μας εσάς/σας αυτούς αυτές αυτά

 
N.B

1. In het MG worden in de meeste gevallen de persoonlijke voornaamwoorden weggelaten. De uitgang van een werkwoord maakt duidelijk dat het subject (onderwerp) in de eerste, tweede of derde persoon enkel- en meervoud staat.

2. De uitgang van een werkwoord geeft in het MG de persoonsvorm aan, bv.: «(εγώ) γράφω» - «(εσύ) γράφεις» (ik schrijf - jij schrijft)

3. De 2de en 4de naamval van de 1ste en 2de persoon enkel- en meervoud, hebben twee vormen, een met een accent en een zonder bv.: «μού έδωσες» - jij geeft aan mij en «δος μου» - geef mij.

4. Als ergens de nadruk op moet worden gelegd, wordt wel een Persoonlijk Voornaamwoord gebruikt.

De sterke vorm van de persoonlijke voornaamwoorden wordt gebruikt als we het onderscheid willen maken tussen de personen. Ze kunnen op diverse manieren functioneren a.v.

1. We leggen de nadruk op de persoon:
ελληνικά ολλανδικά
Αυτός έσπασε το τζάμι. Hij heeft de ruit gebroken.
Εγώ έφαγα λίγο, αλλά αυτός έφαγε πάρα πολύ. Ik at weinig, maar hij at te veel.
Όταν δεν έρχονται αυτοί, θα φεύγουμε εμείς. Als zij niet komen, gaan wij weg.
2. We willen het contrast aanduiden tussen één persoon en niemand anders:
ελληνικά ολλανδικά
Εσένα ξέριες ο Γιώργος. Jij kent George. (jij en niemand anders)
Δεν θέλουν το Γιώργο, εμένα θέλουν. Zij willen George niet, zij willen mij. (mij en niemand anders)
Φώναξα αυτήν, όχι την Ελένη. Ik riep haar, niet Helen.
3. Ze kunnen functioneren als onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp van het werkwoord:
ελληνικά ολλανδικά
Εσύ γιατί δεν μιλάς; Waarom spreek jij niet?
Η μητέρα φώναξε εσένα. Moeder riep jou. (niet mij)
Εσύ όταν γιορτάζεις τα γενέθλιά σου; Wanneer vier jij je verjaardag?
Εσένα πού είναι οι ρίζες σου; Waar liggen jouw roots?
4. Ze kunnen functioneren als het lijdend of meewerkend voorwerp in een voorzetsel zin, met de opmerking dat na de volgende voorzetsels altijd de sterke vorm gebruikt wordt en nooit de zwakke: «από, με, σε, για, χωρίς»:
ελληνικά αγγλικά
Το έκανε γι'αυτήν. Hij deed het voor haar.
Ποιος από μας; Wie van ons?
Χωρίς εμένα δεν θα το καταφέρεις. Zonder mij zal het je niet lukken.
Σε μένα έδωσε τα βιβλία του. Hij gaf mij zijn boeken.
Κανένας από σας Niemand van jullie.
Το αγόρασα για σένα. Ik kocht het voor jou.
5. Ze functioneren gewoon op zichzelf:
ελληνικά ολλανδικά
Εγώ το θέλω. Ik wil het. (niet jij)
Αυτός δεν το ανάμεινε. Hij verwachtte het niet.
Εμείς οι Έλληνες είμαστε αβελτίωτες. Wij Grieken zijn onverbetelijk.
6. Het persoonlijke voornaamwoord, als onderwerp, wordt niet genoemd:
ελληνικά ολλανδικά
1Ας χωρίσουμε το λογαριασμό. Laten we de rekening delen.
2Ας ακυρωθεί η διόρθωση. Laat (men) de correctie ongeldig verklaren.
3Τρώω μακαρόνια. Ik eet macaroni.
4Ήρθα τρέχοντας και έφτασα κουρασμένος. Ik ben gaan rennen en kwam moe aan.

Zoals eerder gezegd wordt in het MG het persoonlijke voornaamwoord normaal gesproken niet genoemd, omdat de uitgang van het werkwoord het aangeeft. In de laatste 4 zinnen worden dus de sterke vormen «εμείς» (1), «αυτός», «αυτή» of «αυτό» (2) en «εγώ» (3+4) niet genoemd.

Als we willen zeggen: zij werken in een fabriek - «αυτοί δουλεύουν σ'ένα εργαστάσιο» met de nadruk op «αυτοί» is de spreker zich ervan bewust dat zijn gesprekspartner anders ert niets van begrijpt. Het is ook meteen duidelijk dat hij het over de 3de persoon mannelijk meervoud heeft. Zeggen we echter: «δουλεύουν σ'ένα εργαστάσιο» betekent dat hetzelfde, maar is het niet duidelijk of er mannelijk of vrouwelijk bedoeld wordt.

Bij zulke uitingen gaat de spreker ervan uit dat men uit voorgaande gesprekken begrepen heeft wat hij bedoeld, anders had hij het voornaamwoord moeten noemen om het duidelijk te maken.

B. De zwakke vorm van het persoonlijke voornaamwoord - «ο αδύνατος τύπος την προσωπική αντωνυμία»

Enkelvoud - Ενικός Αριθμός
Naamvallen 1ste persoon 2de persoon 3de pers. mannelijk 3de pers. vrouwelijk 3de pers. onzijdig
1ste nv -- -- τος τη το
2de nv μου σου του της του
4de nv με σε τον τη(ν) το
Meervoud - Πληθυντικός Αριθμός
Naamvallen 1ste persoon 2de persoon 3de pers. mannelijk 3de pers. vrouwelijk 3de pers. onzijdig
1ste nv -- -- τοι τες τα
2de nv μας σας τους τους τους
4de nv μας σας τους τις/τες τα
De zwakke vorm van de persoonlijke voornaamwoorden wordt vaker gebruikt dan de sterke vorm.

De zwakke persoonlijke voornaamwoorden hebben één lettergreep en geen accent. Ze worden gebruikt als er niets benadrukt hoeft te worden. Ze fungeren a.v.:

1. Gekoppeld aan een werkwoord:
  • als meewerkend voorwerp in de 2de naamval
  • als lijdend voorwerp in de 4de naamval
1. Voorbeelden hiervan zijn:
ελληνικά ολλανδικά
aΘα ήθελα να ασφαλίσω το σπίτι. Ik wil het huis graag verzekeren.
bΘα ήθελα να το ασφαλίσω. Ik wil het graag verzekeren.
aΔεν θα λύσω την άσκηση σήμερα. Ik zal de oefening vandaag niet oplossen.
bΔεν θα τη λύσω σήμερα. Ik zal het vandaag niet oplossen.
aΘα πάρω το ποδήλατο σήμερα. Ik zal de fiets nemen
bΘα το παίρνω σήμερα. Ik zal hem vandaag nemen
aΗ Εύα αγόρασε τα παπούτσια. Eva kocht de schoenen.
bΗ Εύα τα αγόρασε. Eva kocht ze.
aΘέλω να δω τον Πέτρο. Ik wil Peter spreken.
bΘέλω να τον δω. Ik wil hem spreken.
aΜου έδωσε το βιβλίο. Hij gaf mij het boek.
bΜου το έδωσε. Hij gaf het me.
aΜου χάρισε το μενταγιόν της. Zij schonk mij haar medaillon.
bΜου το χάρισε. Zij schonk het mij.
2. Gekoppeld aan een zelfstandig naamwoord:
  • als het persoonlijke voornaamwoord een bezit aantoont, in de 2de naamval
  • als het de persoon aantoont die de handeling uitvoert (subjectief) of de persoon die, of het ding dat de handeling ondergaat (objectief), in de 2de naamval
2. Voorbeelden hiervan zijn:
ελληνικά ολλανδικά
aΤο σπίτι του Γιώργο είναι μεγάλο. Het huis van George is groot.
bΤο σπίτι του είναι μεγάλο. Zijn huis is groot.
aΔεν είπε στις αδελφές του το μυστικό. Hij vertelde het geheim niet aan zijn zussen.
bΔεν τους είπε το μυστικό. Hij vertelde hen het geheim niet.
aΗ υποστήριξη των γονιών του ήταν ευπρόσδεκτη. De steun van zijn ouders was welkom.
bΗ υποστήριξη τους ήταν ευπρόσδεκτη. Hun steun was welkom.
aΟ Κώστας έσπασε το τζάμι με μια πέτρα. Kostas brak de ruit met een steen.
bΗ πέτρα το έσπασε. De steen brak het.
aΑυτός ευθύνεται για το σχέδιο αυτής της εικόνας. Hij is verantwoordelijk voor het ontwerp van dit beeld.
bΑυτός ευθύνεται για το σχέδιό της. Hij is verantwoordelijk voor het ontwerp ervan.
3. In de 2de naamval, geplaats na een van de volgende zinsdelen:
  • 3.1 Na het bijvoegelijk naamwoord, waarbij het bezittelijke en vergelijkende (de vergelijkings trappen) functies heeft.
  • 3.2 Na een getal in de 2de naamval meervoud
  • 3.3 Na een voornaamwoord in de 2de naamval en 4de naamval
  • 3.4 Na een hoeveelheid (= een woord dat een hoeveelheid uitdrukt) in de 2de naamval
  • 3.5 Na de bepalingen «δικός, -ή en -ό», in combinatie met het zwakke persoonlijke voornaamword (als bezittelijk voornaamoord) en de vaste uitdrukking «μεταξύ μας» = tussen ons, onder ons, onder elkaar
Voorbeelden hiervan zijn:
3.1
ελληνικά ολλανδικά
Η τελευταία τους νέα ήταν τρομακτική. Hun laatste nieuws was beangstigend.
Το παλιό μου παλτό κρεμασε στην κρεμάστρα. Mijn oude jas hing aan de kapstok.
Το ωραίο της σκύλο έχασε. Haar leuke hond was verdwenen.
Οι καλές σας προθέσεις, δεν εκτιμήθηκαν. Jullie goede bedoelingen werden niet gewaardeerd.
Η αγαπητή μου μητέρα πέθανε χρόνια πριν.. Mijn lieve moeder stierf jaren geleden.
Η Μαρία είναι χρόνια μεγαλύτερή μου. Maria is jaren ouder dan ik.
H Ελένη είναι η μεγαλύτερή μας. Helen is de oudste van ons.
Είμαι κοντότερή σου. Ik ben kleiner dan jij.
Είναι ο κοντότερός σας. Hij is de kleinste van jullie.
3.2
ελληνικά ολλανδικά
θα έρθουμε οι δυο μας απόψε. We zullen vanavond met ons tweeën komen.
Οι τρεις σας δεν θα πάτε απόψε. Jullie drieen zullen vanavond niet gaan.
Εργάζεται εκεί με δέκα τους. Zij werken daar met z'n tienen.
Η πρώτη μου προσπάθεια απέτυχε. Mijn eerste poging mislukte.
Οι τέσσερις μας πήγαμε στον κινηματογράφο. We gingen met ons vieren naar de bioscoop.
3.3
ελληνικά ολλανδικά
Kανένας τους θα φάει απόψε. Geen van hen zal vanavond eten.
Εσείς ξέρετε τους εαυτούς σας. Jullie kennen jezelf.
Καθόταν μόνο του. Hij zat alleen (op zichzelf).
Πρέπει κανείς να αγαπιέται τον εαυτό του. Men moet van zichzelf houden.
Μόνοι μας το κάναμε. We deden het alleen.
Φροντίζω τον εαυτό μου. Ik zorg voor mezelf.
Καθένας σας θα πάτε εκεί αύριο. Ieder van jullie zal er morgen heen gaan.
Άλλοι τους δεν θα έρθετε αύριο. Anderen van hen zullen morgen niet gaan.
Ξέρουν τους εαυτούς τους καλά. Zij kennen zichzelf goed.
Είναι κλέφτες των εαυτών τους Zij zijn dieven van zichzelf.
3.4
ελληνικά ολλανδικά
Oλοί μας θα πάμε. Wij zullen allemaal gaan.
Μερικοί σας δεν είχατε κέφι. Enkelen van jullie hadden geen zin.
Διάφορές τους δεν ήρθαν. Verschillende van hen kwamen niet.
Πολλοί μας δεν είναι ευτυχισμένοι. Velen van ons zijn niet gelukkig.
3.5
ελληνικά ολλανδικά
Έχεις δικό σου σπίτι. Je hebt je eigen huis.
Καθόμαστε εδώ μεταξύ μας. We zitten hier onder elkaar
Ό, τι μου πεις θα μείνει μεταξύ μας. Alles wat je me vertelt blijft tussen ons.
Είναι ένας δικτάτορας που σκότωσε χιλιάδες δικούς του. Hij is een dictator die duizenden van de zijnen vermoorde.
4.Achter het bijwoord in de 2de naamval
  • Meestal het bijwoord van plaats
Voorbeelden hiervan zijn:
ελληνικά ολλανδικά
Μαζί του δίπλα μου κάθομαι καλά. Met hem naast me zit ik goed.
Μπροστά μου κάθεται ο Γιάννης. Voor me zit Jan.
Απέναντί μας υπάρχει ένα πάρκο. Tegenover ons is een park.
Στάσου κοντά μου, σε παρακαλώ Blijf bij me, alsjeblieft.
Το παρελθόν σου είναι πίσω σου. Je verleden ligt achter je.
 
N.B
  • De zwakke vorm van het persoonlijke voornaamwoord komt altijd voor het werkwoord te staan waarmee het verbonden is. Er is niets dat een zwak persoonlijk voornaamwoord kan scheiden van een werkwoord.
  • Zelfs als de zin ontkennend is en de partikels «δεν» of «μην» gebruikt moeten worden, evenals de partikels «θα» in de toekomende tijd en voltooide toekomende tijd en «να» in de aanvoegende wijs, kunnen ze niet gescheiden worden.
  • Het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp van de zwakke vorm kunnen alleen beiden in één zin voorkomen, als de eerste van hen een persoon aangeeft en de tweede een vorm van de derde persoon is. Bij het gebruik van twee zwakke persoonlijke voornaamwoorden in één zin gaat het meewerkend voorwerp vooraf aan het lijdend voorwerp.
ελληνικά ολλανδικά
Ο Γιάννης έδωσε τα κλειδιά στη Μαρία. Jan gaf de sleutels aan Maria.
Της τα έδωσε. Hij gaf ze haar.
Δε θα δώσει το βιβλίο της Ελένης σήμερα. Hij zal het boek vandaag niet aan Helen geven.
Δε θα της το δίνει. Hij zal het haar niet geven.
 
N.B
  • Een uitzondering op de bovengenoemde regel is de gebiedende wijs en de Engelse -ing vorm (de vorm van een werkwoord die o.a. bijvoegelijk functioneert), waarbij de zwakke vorm wel achter het werkwoord wordt geplaatst.
  • Soms zul je na deze vorm het lijdend voorwerp achter het meewerkend voorwerp aantreffen.
  • Van het vrouwelijke meervoud van de 4de naamval «τις/τες», is «τις» de verplichte vorm om voor het werkwoord te gebruiken en beiden kunnen erachter gebruikt worden. «Τες» wordt in de spreektaal vaak als alternatief gebuikt voor «τις», alleen na de gebiedende wijs en na het bijvoegelijk gebruikte werkwoord (de Engelse -ing vorm). Na de gebiedende wijs in het meervoud wordt alleen «τις» gebruikt.
ελληνικά ολλανδικά
Φώναξε τις κοπέλες να έρθουν! Roep de meisjes om te komen!
Φώναξέ τες! (Φώναξε = gebiedende wijs enkelvoud) Roep hen! (hier: roep jij hen)
Φώναξτέ τις! (Φώναξτε = gebiedende wijs meervoud) Roep hen! (hier: roepen jullie hen)
Φέρε μού τες, παράκαλο! (Φέρε = gebiedende wijs enkelvoud) Breng hen naar mij, alstublieft! (hier: breng jij hen)
Φέρτε μού τις, παράκαλο! (Φέρτε = gebiedende wijs meervoud) Breng hen naar mij, alstublieft! (hier: brengen jullie hen)
Τις έφερες; Bracht jij hen? (vragend)
Αγοράζοντας αυτές τις αμφίεσεις, είμαι ταπί τώρα. Door die kleding te kopen ben ik nu blut.
Αγοράζοντάς τες, είμαι ταπί τώρα Door het te kopen, ben ik nu blut.
 
N.B
  • Bij de 1ste en 2de persoon enkel- en meervoud van de zwakke persoonlijke voornaamwoorden ontbreekt de 1ste naamval, terwijl de 3e persoon mannelijk, vrouwelijk en onzijdig in het enkel- en meervoud die wel heeft.
  • De zwakke vorm kan de plaats innemen van het onderwerp (1ste nv) en van het lijdend voorwerp (4de nv), bij vragende en uitroepende betekenissen met behulp van de partikels «να» = daar, «ας» = laat, laten en van «που» = waar.
ελληνικά ολλανδικά
Ας ποτίσουμε τις γλάστρες! Laten we de bloempotten water geven!
Ας τις ποτίσουμε! Laten we ze water geven!
Να τος ο Γιάννης! (έρχεται) Kijk, daar komt Jan! (hij komt - 1ste nv.)
τον το Γιάννη! (τον βλέπω) Kijk daar gaat Jan! (Ik zie hem - 4de nv.)
Να το το βιβλίο! (το βρήκα!) Kijk, daar is het boek! (Ik heb het gevonden - 4de nv.)
Να τες οι κοπέλες! (Εκεί κάτω είναι!) Kijk, daar zijn de meisjes! (we zien hen daar beneden - 4de nv.)
Θέλεις να τον δω; Wil je hem zien?
Πού τις άκουσες; Waar hoorde je ze? (de geluiden)
 
N.B
  • Als in een zin een voltooide tijd wordt gebruikt waarin bv. het hulpwerkwoord «έχω» voorkomt dan wordt het zwakke persoonlijke voornaamwoord hiervoor geplaatst.
Αυτοί οι ήχοι έχουμε ακούσει και άλλες φορές. Deze geluiden hebben we eerder gehoord
Τους έχουμε ακούσει και άλλες φορές. We hebben ze eerder gehoord.
Δεν έχω ξαναδεί αυτές τις ταινίες. Ik heb deze films niet nogmaals gezien.
Δεν τις έχω ξαναδεί. Ik heb ze niet nogmaals gezien.
Voorbeelden van de gebiedende wijs en het als naamwoord gebruikte werkwoord (το γερούνδιο), waarbij het zwakke persoonlijke voornaamwoord na het werkwoord geplaatst wordt:
ελληνικά ολλανδικά
κοίταξέ με! kijk mij!
δίνε του! opgedonderd!
φίλησέ με! kus me!
άσε με ήσυχο! laat me met rust!
άσε με να σου εξηγήσω! laat het me je uitleggen!
ας την! laat haar!
βιαστείτε! Haast u!
Στείλε της ένα γράμμα! Stuur haar een brief!
Χαρίζοντάς την το, μου ένιωσα πολύ καλά! [of: Χαρίζοντάς το την...!] (kan beiden) Door het geven ervan aan haar, voelde ik me erg goed!
Θα εξηγήσω τι έγινε αύριο, γράφοντάς του ένα γράμμα. Ik zal morgen uitleggen wat er gebeurde, door het schrijven van een brief (aan)hem.
Το κατάλαβα, διαβάζοντας αυτές τις έκθεσεις. Ik begreep het, door die verslagen te lezen.
Διαβάζοντάς τες το κατάλαβα. Door ze te lezen (al lezend), begreep ik het.

De 2de naamval vormen van het zwakke persoonlijke voornaamwoord worden voor de bezittelijke naamwoorden gebruikt